De wandelreis:
Deze keer stond een wandelvakantie naar Wales op het lijstje. Samen met nog 18 reisgenoten vertrok ik op 7 juli 2004 naar Wales. Deze reis werd georganiseerd door SNP reisorganisatie. Met Laura als ervaren en enthousiaste reisleidster en Eric als betrouwbare busschauffeur hebben we kunnen genieten van het landschap. Ook de medereisgenoten (Nellie, Lidwien, Bets, Jose, Yolanda, Johanna, Maud, Anneke, Marina, Anneke, Riet, Marian, Annelies, Kees, Dave, Eduard, Hans, Klaas) droegen bij aan een geslaagde vakantie.
Algemeen
Wales is het trotse Keltische land achter de ‘Offa’s Dyke’. Op deze rondreis leren we dit groene land in al haar verscheidenheid kennen: de steile hellingen van de ‘Brecon Beacons’, de Pembrokeshire Coast en de oeroude heuvels van de Cambrian Mountains. Wanneer de zon hier door de wolkenluchten breekt en de heuvels oplichten in zachtgroene pastelkleuren, ziet u hoe lieflijk en vriendelijk Wales is en dat de Welshmen met recht trots zijn op hun Keltische land.
De reis begint met een wandeling langs een van de fraaiste stukjes van de Offa’s Dyke, door de Black Mountains in het zuiden van Wales. Vanuit een prachtig gelegen hotel verkennen we de eerste dagen ook het glooiende landschap van het Brecon Beacons National Park. Het is een kalk- en zandsteenplateau, dat hoog oprijst uit het landschap, bedekt met eindeloze graslanden waar veel schapen grazen. In de laatste ijstijd kwamen er nog gletsjers voor in dit gedeelte van Wales en nog steeds dragen de heuvels de sporen van het schurende landijs: overal zien wemorenewallen en diepe kaarmeren. Vanaf de top van de Pen-Y-Fan krijgen we een indruk van de uitgestrektheid van deze landstreek. Na de Beacons gaat de reis door naar het Pembrokeshire Coast National Park waar zee, klifkusten en uitwaaien de trefwoorden zijn. Meters lange aangespoelde veter- en suikerwieren liggen hier verspreid over het strand. Tal van kleine kreeftjes, anemonen, zeeslakken en andere dieren verschuilen zich in de poeltjes op deze rotsachtige kust. Ook het vogelleven komt aan bod tijdens een bezoek aan Ramsey Island, een vogelreservaat waar u alleen per boot naar toe kunt. St. David’s, het kleinste stadje van het Britse Rijk en met een prachtige kathedraal, is hier onze verblijfplaats, waar u in een sfeervol hotel verblijft. Het derde en laatste gebied ligt bij Devil’s Bridge in het hart van de oeroude Cambrian Mountains, waar het landschap diep doorsneden is door een rivierkloof. Vanuit een gastvrij hotel wandelen we er door een glooiend heuvelland begroeid met prachtige hellingbossen, op zoek naar de verborgen kloosterruïnes van Strataflorida en kleine meertjes en watervalletjes. Langs de ‘Rheidol river’ laat de rode wouw zich nog regelmatig zien.
Brecon Beacons National Park
Dag 2: De ’s morgens brengen we een bezoek aan de kolenmijn Big Pit in Blaenavon die tot museum is ingericht. Zowel ondergronds als bovengronds ervaren we wat het betekent in een kolenmijn te hebben gewerkt.
De ’s middags maken we een fraaie wandeling door de uitlopers van de glooiende Black Mountain. We betreden voor het eerst het Offa’s Dyke Path (Dit pad volgt de overblijfselen van een verdedigingswal langs de grens van Wales. Het pad loopt van Chepstow naar Prestalyn en is 283 km/177 miles lang). Wij volgen het pad slechts 3 kilometer en buigen af naar de rivier om zo weer bij ons beginpunt (Pandy) uit te komen.
Dag 3 : Vandaag maken we een wandeling naar Ystradfellte. Ergens aan de autoweg bij boerderij Tirmawr worden we gedropt. Al snel krijgen we te maken met het oversteken van de rivier Aron Hepste. Niet dmv een footbrug, maar steps on stones. We hebben het geweten; water koud stenen ongelijk en dus veel tijd nodig voor de oversteek van 20 personen. Na de nodige verzorging gaan we weer op pad. Volgens de routebeschrijving moeten we een pad hebben dat ons het bos in zal voeren, maar waar? We komen terecht in een groot stuk swamp (moeras) en dat is soppen en oppassen geblazen. We moeten een hele omstrekkende beweging maken om eindelijk uit te komen in een brandgang. Eindelijk hebben we de route weer gevonden. Nu op naar Ystrasfellte. We zien op het kalksteenplateau de rivier de Mellte onder de grond verdwijnen en weer tevoorschijn komen. Na een pauze trekken we verder om een bezoek te brengen aan een van de vele prachtige watervallen (Sgwd Clun Gwyn). Na dit indrukkend schouwspel lopen we hetzelfde pad weer terug. Echter er loopt ook een alternatief pad door het bos, dus waarom niet. Maar na 20 meter ontdekken we dat we weer te maken hebben met swamp; nu daar hebben we nu even geen zin meer in en keren met rasse schreden terug naar het oorspronkelijke pad. Nu nog op zoek naar de bus en dan keren we weer hotelwaarts.
Dag 4 : Vandaag staat de pittige, maar schitterende beklimming van de Pen-y-Fan (886m) op het programma. Alvorens we aan de tocht beginnen brengen we een bezoek aan het Brecon Beacons Mountains Centre om de weersverwachtingen te peilen. Wel we zijn in Wales en dus kan het vriezen of dooien. Na de koffie vertrekken we toch met de bus naar Pont ar Daf. Nauwelijks 20 meter op pad of we moeten een riviertje “steps on stones” overwinnen. Deze is gelukkig redelijk te doorwaden. Via een breed pad aanvaarden we de lange klim. Bij de Corn Du (873m) wachten we tot de groep kompleet is. Op dit moment is het zicht op de Pen-y-Fan en de meren nog wonderschoon, maar al gauw trekt de lucht dicht en verdwijnt het hele mooie uitzicht in de mist en de regen. De laatsten missen het mooie uitzicht. Even klaart het weer op, maar al snel is het zicht weer niks. Doorgaan naar de top heeft geen zin. De groep spiltst zich nu. De helft volgt hetzelfde pad terug en de overigen dalen langs een ander pad weer af naar het beginpunt. De obelisk voor Tom Jones missen we op een haar na. Al dalend klaart het weer op en de zon schijnt weer vrolijk.
Beneden bij de bus verzamelen we ons. De nog niet uitgewandelende groep wordt afgezet bij het Brecon Beacons Centre. Daar maken we nog een wandeling door het mooie landschap en lunchen tussen de schapen. Om 6:15 pm pikt de bus ons weer op en zien we terug op een lange, maar geslaagde wandeldag.
Pembrokeshire Coast National Park
Dag 5 : Vandaag verlaten we de Beacons en reizen met de bus naar het fraaie stadje Tenby in het zuidoosten van Pembrokeshire Coast National Park. We kunnen in alle rust alle uithoeken van het stadje in ons opnemen. In de loop van de middag wandelen we van Tenby naar Saundersfoot, onze volgende standplaats. We volgende de grillige kustlijn en lopen over velden, kliffen en langs bossen. Zo nu en dan zitten er venijnige klimmen in het traject. Na een kleine 3 uur bereiken we Saundersfoot. Zo te zien een leuk toeristisch stadje.
Dag 6 : Vandaag bezoeken we Ramsey Island. Omdat de overtocht om 10:30 am staat gepland en het nog al even rijden is naar St. Justinian (laatste stuk met taxi’s), staan we om 6:00 am al naast ons bed. Je moet er wat voor over hebben. Na de overtocht in een aardig schommelende boot bereiken we Ramsey Island. Na een kort bezoek aan het informatie centrum verkennen we het eiland door het volgen van de aangelegde wandelpaden. Zowel de wandel- als de natuurliefhebber komt hiet aan z’n trekken. Om 1:00 pm zijn we weer bij ons beginpunt. Nu staat er nog een boottocht van 1,5 uur op het programma (helemaal om het eiland). Zien we de kliffen en vogels ook eens van een andere site. Nu die boottocht is niet aan mij besteed. De overtocht was al heftig genoeg. Met de normale boat cross terug naar St. Justinian en daar wachten op de terugkeer van de anderen. Nadat we weer kompleet zijn met de taxibusje weer naar St. Davids. Hier kunnen we het stadje bezichtigen en dan snel een terrasje pakken.
Dag 7 : Vandaag maken we een prachtige wandeling langs de Welshe kust over het beroemde Pembrokeshire Coast Path. We beginnen onze wandeling in Bosherston. Allereerst trekken we door het gebied met een kunstmatig aangelegd zoetwatermeer en daarna wordt het (kust) landschap beheerst door steile kliffen, diepe zee-inhammen, stranden, wind en weidse luchten, en niet te vergeten de vogelkolonies. Het eerste gedeelde langs de kust kent voor de wandelaar weinig hoogteverschillen, maar naarmate de tocht vordert, is het klimmen, klauteren en afdalen geblazen. Na ruim 15 km wandelen bereiken we Manorbier. Tijd voor een terrasje zit er niet in en stappen weer voldaan en verbrandt in de bus.
Dag 8 : Vandaag kunnen we nog een keer genieten van het Pembrokeshire Coast Path en wel het gebied van Fishguard Bay en Newport Bay. Alleereerst maken we een twee uur durende busreis via Fishguard naar Brynhenllan. Daar begint het pad dat ons brengt naar Dinas Head en uiteindelijk naar Parrog. Het eerste deel gaat door een ruig en woest kliffenlandschap. In het tweede gedeelde wordt het minder ruig, maar moeten we wel vaak dalen en stijgen vanwege de inhammen. We aanschouwen Needle Rock en Cat Rock en als we de laatste hebben bereikt zien we Parrog al opduiken. Al snel bereiken we dit vroegere havenplaatje met de pittoreske huisjes. In Parrog hebben we even tijd voor een bakje koffie. De bus wordt weer ingezet voor het laatste traject naar Devil’s Bridge.
Devil’s Bridge
Dag 9: Ons hotel zit zo te horen bovenop de waterval en de bruggen, maar het uitzicht is vanmorgen nul, komma, nul. Voor het eerst regent bij aanvang van de dag en hangt er een dikke nevel boven de bergen. De bus brengt ons eerst naar de twaalfde-eeuwse abijruine van Strada Florida (bloemenvallei). Deze brengen we eerst een bezoek, maar kapot ben ik er niet van. Daarna beginnen we aan onze wandeling door het bergachtig veengebied op weg naar de bergmeertjes Llyn Teifi en Llyn Hir. Op de bergtoppen moeten we dicht bij elkaar blijven, want het zicht is nihil. De steenmannetjes leiden ons over de toppen. Nadat we de meren achter ons hebben gelaten, besluiten we de route aan te passen aan de weersomstandigheden. Soms is het ook nu weer even zoeken naar de juiste richting, maar dan hebben we het weer te pakken en wandelen via de boerderij Tynddol weer richting Strada Florida.
Dag 10: Nog steeds hebben we geen goed zicht op de bergtoppen. Volgens de eigenaar klaart het in de loop van de middag op. We trekken de wandelschoenen weer aan voor de wandeling door heuvel (noem het rustig berg)achtig landschap van loofbos. We steken de spoorlijn over, de rivier (via een loopbrug) en duiken het bos in. Pittige klimmen en afdalingen staan ons te wachten. Op een gegeven moment zijn we de weg kwijt en zien in de verte ons hotel boven op de berg opduiken. Dit is dus de verkeerde richting. We besluiten het pad terug te nemen, want anders staan ons ook daar weer pittige klimmen en afdelingen te wachten. Na de (korte) lunch in de regen, trekken we verder en eindelijk duikt het dorp Ystumtuen op. We zitten goed; een kerk met die naam, een jeugdherberg met die naam en een telefooncel. Kan niet mis zijn. Na Ystumtuen nemen we even tijd om bij de overblijfselen van de oude zink- en loodmijnen te zoeken naar uitzonderlijke stenen met of zonder kristalletjes. We vervolgen onze route oostwaarts en na 6 uur wandelen bereiken we de autoweg (A4120-Ysbyty Cynfyn).
Volgens de route hebben we nog wel 3 uur lopen voor de boeg als we de wandeling in haar geheel willen lopen. Dit is voor de meesten toch te veel van het goede. Voor de liefhebber stippelen we een alternatieve route uit en degene die snel naar huis wil, kan de autoweg aflopen. Het merendeel gaat voor het alternatief . Na 200 m autoweg duiken we het avontuur weer in . Via de weilanden en de bosrand komen we uit bij Bodcoll Mill (oude wolmolen). Een stevige klim (alweer).En daar houdt het wandelpad weer op en bereiken we de B 4574. Weer asvalt. We kunnen er niet genoeg van krijgen en vervolgen onze weg kort daarna weer door drassige weilanden en eindigen uiteindelijk bij het winkeltje anex postkantoor, bakker, etc. om 4:15 pm in Devil’s Bridge. Nu nog een klein stukje en daar duikt het hotel weer op. Nu hebben toch wel een borrel verdient. Gelukkig is het hotel voorzien van een tearoom en ……….. een pub.
Dag 11: Weer geen uitzicht en het regent echt Hollands. Voor deze dag staat een korte wandeling op het programma en daarna een bezoek aan Aberyswyth (is niet uit te spreken). Ondanks mijn liefde voor het wandelen, kies ik voor een nog grotere liefde; treinen (moet mijn naam toch eer aan doen). Een 8-tal treinliefhebbers verkiezen deze route naar Aberystwth boven een wandeltocht in de omgeving van Devil’s Bridge. De regen is daar mede debet aan. Gelukkig werd het om 11:00 am droog. Het smalspoorlijntje is een overblijsel van de mijnbouwactiviteiten uit de 19de eeuw.
De treinreis kan het best omschreven worden aan de hand van de foto’s.
Bij aankomst in Aberystwyth bleek dat de wandeling letterlijk en figuurlijk in het water was gevallen. De “steps on stones” waren gewoon niet meer zichtbaar en het water gutste van de hellingen. In het havenstadje konden we ons rustig nedervleien.
Dag 12: De laatste dag van de vakantie. En het was op Devil’s Bridge onbewolkt en droog. Nu ook hadden we eindelijk een goed uitzicht op de bergen. De waterval die we de laatste dagen gehoord hadden, werd nu dan toch aanschouwd. Ook aan de Pont-ar-Fynach werd een bezoek gebracht. De Devil’s Bridge bestaat uit drie verdiepingen en is gebouwd in de kloof van de Mynach. Na dit uitstapje stappen we met z’n allen in de bus, op naar Birmingham en dus naar huis.